vak
geschiedenis
docent
Dhr prof. dr mr Cees Fasseur
les
Het Indiƫ van Multatuli

Het doel van deze les is inzicht te geven in de toestand van Nederlands-Indië/Indonesië rond het midden van de negentiende eeuw. De loopbaan van Eduard Douwes Dekker is het uitgangspunt.

Multatuli
Douwes Dekker was van 1839 tot 1856 Indisch ambtenaar en diende als bestuursambtenaar op Java, Sumatra, in de Minahasa en op Ambon. Na zijn zelfgenomen ontslag schreef hij onder het pseudoniem Multatuli een boek, waarin hij de ‘Indische toestanden’ hekelde. Dat boek, dat van meet af aan veel indruk maakte, is de Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy. Het verscheen op 15 mei 1860, honderdvijftig jaar geleden.

Bestuur van Nederlands-Indië
Rond 1850 was het Nederlandse gezag in feite alleen op Java, in de Molukken en in de Minahasa hecht gevestigd. Verder was er een handvol kustforten. Pas na 1870 begint de daadwerkelijke expansie van het Nederlands gezag. Ook het aantal Europeanen – dus Nederlanders en met hen gelijkgestelden – was heel gering. Op Java ging het in totaal om ongeveer 40.000 personen tegenover een Javaanse bevolking van circa twintig miljoen. Slechts een paar honderd Nederlandse bestuursambtenaren dienden in de binnenlanden van Java. Het Nederlandse bestuur was daarom sterk afhankelijk van de medewerking van de Javaanse hoofden: in de eerste plaats van de regenten. De Max Havelaar was een aanklacht tegen die afhankelijkheid van het inheemse bestuur. De Javaanse bevolking werd de dupe van haar hoofden, terwijl het Nederlandse bestuur deed alsof er niets aan de hand was.

Het Cultuurstelsel
Deze afhankelijkheid van het inheemse bestuur werd nog groter na de invoering van het cultuurstelsel. Wat was het cultuurstelsel? In essentie was het een vorm van gouvernementslandbouw, waarbij het Nederlandse bestuur de Javaanse bevolking verplichtte tropische exportproducten te verbouwen, zoals koffie, suikerriet, indigo, thee en tabak. Deze producten werden naar Nederland verscheept met schepen onder Nederlandse vlag. Die schepen waren door de Nederlandse Handelmaatschappij gecharterd. Hun lading aan Indische producten werd geveild ten bate van de Nederlandse schatkist. In de periode 1840-1850, toen het stelsel zijn grootste omvang bereikte, was ongeveer de helft van de Indonesische bevolking van het gouvernementsgebied van Java daarbij betrokken en 5% van de landbouwgrond. De Indische baten maakten in 1860 een derde uit van de totale Nederlandse staatsinkomsten.
Dit in 1830 door gouverneur-generaal Van den Bosch ingevoerde stelsel kon alleen maar een succes zijn als de regenten en lagere hoofden hun medewerking eraan gaven. Die medewerking werd verkregen dankzij de cultuurprocenten, een percentage van de opbrengst van de oogst in een bepaalde regio. Ook aan de Europese ambtenaren werden die cultuurprocenten uitbetaald.

Balans
In de les worden de voor- en nadelen van het cultuurstelsel voor de Javaanse bevolking uiteengezet. Uiteindelijk ging het stelsel te gronde doordat het niet strookte met de liberale beginselen die in Nederland steeds meer terrein wonnen. De toekomst was aan de particuliere ondernemer en de ‘vrije arbeid’. Bovendien groeide in Nederland de verontwaardiging over de ‘mishandeling’ van de Javaan door het Nederlandse bestuur. Daarbij werd het cultuurstelsel als hoofdoorzaak gezien. Dit was niet geheel juist. Multatuli gaf aan het cultuurstelsel de voorkeur boven ‘vrije arbeid’, waarvan alleen Westerse ondernemers profiteerden. Zijn alternatief was een sterk Europees bestuur dat zou opkomen voor de rechten en belangen van de inheemse bevolking. De ‘ethische’ politiek die na 1900 triomfeerde, was een belangrijke stap in de goede richting, maar toen was het cultuurstelsel al ter ziele.