vak
staatkunde
docent
Mw mr dr Patricia Tjiook-Liem
les
Bestuurlijke verhoudingen op Java ten tijde van de Max Havelaar (1850-1860)

Aan de top van de bestuurlijke piramide op Java stond de gouverneur-generaal. Hij werd bij de uitoefening van zijn functie bijgestaan door de Raad van Nederlands-Indië (een adviesorgaan), een aantal departementchefs, de Algemene Secretarie (zijn bureau) en op lokaal niveau door residenten en andere bestuursambtenaren.

Residenties en regentschappen
Java was verdeeld in zo’n twintig residenties met aan het hoofd een resident. De residentie was onderverdeeld in afdelingen, met aan het hoofd assistent-residenten. Onder de laatsten stonden de hiërarchisch laagste Europese bestuursambtenaren: de controleurs. Op lokaal niveau vertegenwoordigden deze bestuursambtenaren het Nederlandse gezag.
Naast deze bestuursambtenaren (het Europees bestuur) werd de inheemse bevolking bestuurd door het Inlands bestuur. De residenties waren verdeeld in 69 regentschappen, met aan het hoofd een Inlandse ambtenaar: de regent. Een regentschap was op zijn beurt onderverdeeld in districten, met de ‘wedono’ als districtshoofd, en onderdistricten met assistent-wedono’s.

Verhouding resident-regent
Voor het Europees bestuur was de regent het directe hoofd van de Inlandse bevolking. Regenten waren meestal van hoge, adellijke afkomst. Op grond van die positie konden zij rekenen op gezag binnen de eigen bevolkingsgroep en vorderden zij ook diensten van die bevolking. In het koloniale bestuurssysteem was de regent echter ondergeschikt aan de bestuursambtenaar op lokaal niveau. Zijn verhouding tot de
resident was die van een jongere tot een oudere broeder.
De opzet van de bestuursstructuur was dus dat Nederlandse ambtenaren het gezag uitoefenden over de inheemse bevolking door tussenkomst van de regent en lagere Inlandse hoofden. Deze structuur was noodzakelijk uit praktisch oogpunt: het aantal Europese bestuursambtenaren was namelijk gering. Instructies en bevelen van de gouverneur-generaal vonden via deze structuur hun weg naar de lagere bestuursniveaus en in omgekeerde richting verliep de informatievoorziening naar de gouverneur-generaal.
Het was de taak van het lokale bestuur het beleid van de Indische regering uit te voeren. Bestuursambtenaren waren in het algemeen onvoldoende voorbereid en daardoor niet berekend op hun taak. Kennis van taal en zeden van de inheemse bevolking werd weliswaar noodzakelijk geacht voor een bestuursambtenaar, maar ontbrak vaak in de praktijk. Een opleiding tot bestuursambtenaar kwam pas in 1843 tot stand, in Delft. In de bestuurlijke verhoudingen tussen bestuursambtenaren – bijvoorbeeld tussen (assistent-)resident en Inlands hoofd – was dus vaak sprake van gebrekkige communicatie. De Europese ambtenaren beschikten over weinig inzicht in en begrip voor de interne verhoudingen binnen de inheemse samenleving.

Invloed van het Cultuurstelsel
In de Max Havelaar wordt het accent gelegd op de onderdrukking van de bevolking door haar eigen hoofden. We moeten ons echter realiseren dat in die jaren het gouvernementsbeleid in het teken stond van het cultuurstelsel. Teneinde de ernstige financiële nood in Nederland te lenigen, werd de inheemse bevolking gedwongen tot het verbouwen van gewassen voor de Europese markt en een deel van de oogst af te staan. Aangezien zowel Europese als Inlandse bestuursambtenaren een eigen financieel belang kregen in de productie vanwege hun aandeel in de opbrengsten (cultuurprocenten) leidde dit tot grote onderdrukking, misbruik en uitbuiting van de bevolking. Steeds hogere productie-eisen en een groter beslag op arbeid door het vorderen van diensten hadden grote armoede en hongersnood onder de inheemse bevolking tot gevolg.
Deze bestuurspraktijk kleurde de bestuurlijke verhoudingen en stond ‘bescherming van de bevolking tegen willekeur’ niet toe. Het handelen van Max Havelaar werd juist ingegeven vanuit dit beginsel.